Verbindingsinstellingen voor
synchronisatie
Als u de verbindingsinstellingen van een nieuw profiel wilt
definiëren, selecteert u
Opties
>
Nw sync.profiel
>
Verbindingsinstellingen
en vervolgens definieert u
onderstaande instellingen:
•
Serverversie
— Selecteer de versie van SyncML die u kunt
gebruiken voor de externe server.
•
Server-ID
— Voer de server-ID van de externe server in.
Deze instelling is alleen beschikbaar als u 1.2 selecteert als
SyncML-versie.
•
Gegevensdrager
— Selecteer de gegevensdrager om
tijdens het synchroniseren verbinding te maken met de
externe server.
•
Toegangspunt
— Selecteer het toegangspunt dat u wilt
gebruiken voor de synchronisatieverbinding of maak een
nieuw toegangspunt. U kunt ook aangeven dat u wordt
gevraagd welk toegangspunt u wilt gebruiken telkens
wanneer u begint met synchroniseren.
•
Hostadres
— Voer het webadres in van de server waarop
zich de database bevindt waarmee u uw apparaat wilt
synchroniseren.
•
Poort
— Voer het poortnummer van de externe
databaseserver in.
•
Gebruikersnaam
— Voer de naam in waarmee uw
apparaat door de server wordt herkend.
•
Wachtwoord
— Voer het wachtwoord in waarmee uw
apparaat door de server wordt herkend.
•
Sync.verz. toestaan
— Als u wilt zorgen dat
synchronisatie kan worden gestart van de externe
databaseserver, selecteert u
Ja
.
•
Sync.verz. accept.
— Als u wilt zorgen dat uw apparaat
om bevestiging vraagt alvorens de synchronisatie van de
server te bevestigen, selecteert u
Nee
.
•
Netwerkverificatie
— Als u uw apparaat voorafgaand
aan de synchronisatie voor het netwerk wilt verifiëren,
selecteert u
Ja
. Voer uw netwerkgebruikersnaam en
netwerkwachtwoord in.